MEESTER ROB EN DE kalkoenen
1. Willy en Alex gaan naar school
Op maandagochtend komt meester Rob in een grote blauwe auto de heuvel oprijden. Daar wonen Olly en Chester in twee huizen naast elkaar. Het huis van Olly is rood en dat van Chester is blauw. Meester Rob haalt de kinderen elke dag op om naar school te gaan. In de achterbak van zijn auto zitten vandaag twee kalkoenen.
Olly staat op hem te wachten. Ze heeft allemaal kleine vlechtjes in haar haren. Chester zit nog in huis en kauwt met een boos gezicht op de laatste korsten van zijn brood.
‘Meester, wat doen die kalkoenen in de auto?’ vraagt Olly verbaasd.
‘Die zijn van mijn buurman. Hij is op vakantie en vroeg of ze bij mij mochten logeren. Natuurlijk, zei ik. Breng ze maar hier.’
'Sna-sna-sna,' zegt de ene kalkoen. 'Sno-sno-sno,' zegt de andere. 'Hoe heet jij?'
‘Ik heet Olly. Hoe heten jullie?’
‘Mijn naam is Willy,’ zegt de ene kalkoen.
‘En ik ben Alex,’ zegt de andere. Hij heeft een grote, rode lel aan zijn nek. ‘Sno-sno-sno,’ grinnikt hij. ‘Wij gaan mee naar school.’
‘Let maar niet op ze,’ zegt meester Rob. ‘Je hebt er eigenlijk niks aan. Ze maken alleen veel herrie. En ze hebben nog geen ei gelegd.'
Willy snatert zacht naar Olly: ‘Meester Rob kan ons niet verstaan. Hij hoort alleen maar sna-sna-sna. En sno-sno-sno.’
‘Oké,’ zegt Olly en ze gaat vlug op de achterbank zitten.
Nadat Chester is ingestapt rijdt meester Rob weg. Slippend in het zand keert hij de auto waarna hij van de heuvel afrijdt. Beneden moet hij hard remmen voor de drukke weg waar veel auto’s rijden.
‘Houd je vast!’ roept meester Rob.
De auto stopt opeens en Chester schiet voorover. Meteen vliegt er een kalkoen op zijn schoot. Het is Alex, die Chester probeert tegen te houden zodat hij niet zijn hoofd tegen de voorbank stoot. Chester valt met zijn gezicht in de veren van de kalkoen.
‘Gatsie, vies beest!’ gilt Chester als hij weer kan ademen. ‘Je stinkt. Ga van mijn schoot af!’
‘Hallo jongen. Ik heet Alex. Hoe heet jij?’
Chester kijkt met een boze blik naar de kale kop van de kalkoen en de rode lel aan zijn nek.
'Uh... Chester...'
‘Duw hem maar weg,’ zegt meester Rob.
Alex knipoogt naar Chester en stapt weer in de achterbak.
‘En jongens, welke route nemen we naar school? Door het bos, over de weg, of langs de beek?’ Meester Rob kijkt achterom.
‘Langs de beek,’ fluistert Willy in Olly’s oor.
‘Langs de beek!’ roept Olly.
Vijf minuten later hobbelen ze door de kuilen van de zandweg. Links is de beek is en rechts is een groot heideveld. Olly staart naar buiten en denkt aan de vakantie. Zullen ze dit jaar weer gaan kamperen?
Opeens moet meester Rob heel hard remmen. Midden op de zandweg staan twee bruine vogels. Ze staan vlak voor de auto en kijken meester Rob strak aan. Hun lange staarten trillen in de lucht.
Meester Rob durft niet uit te stappen. Hij houdt het stuur stevig vast en kijkt de vogels aan. 'Opzij!' roept hij dor het raampje van de auto.
De kalkoenen in de achterbak zijn druk aan het snateren. Met hun grote poten en vleugels maken ze veel lawaai.
‘Stil jongens,’ roept meester Rob.
Maar de kalkoenen gaan door met herrie maken.
Dan fluistert Willy in Olly’s oor: ‘Ik moet eruit. Dat zijn mijn vrienden. Ik heb met ze afgesproken dat we vandaag gaan chillen bij de beek. Wil jij mij helpen?’
De kalkoenen gaan verder met lawaai maken. Chester stopt zijn vingers in zijn oren. Meester Rob drukt drie keer op de toeter van de auto.
Opeens doet Olly de deur van de auto open. Ze stapt uit en rent naar de beek waar ze haar vinger in het water steekt. Willy glipt ook de auto uit terwijl Alex in de achterbak nog meer herrie maakt. Net als de fazanten op de zandweg.
‘Dankjewel,’ zegt Willy tegen Olly. ‘Ik zie je vanmiddag weer. Later!’ Hij verstopt zich achter de auto.
Olly kijkt naar de fazanten die nog steeds midden op de zandweg staan. Die staren nog steeds naar de auto. Meester Rob roept naar Olly dat ze moet instappen. Ze kijkt even of Willy weg is en rent dan naar de auto. Zodra ze zit verdwijnen de fazanten in de struiken langs de zandweg. Olly ziet als enige dat Willy ook in de struiken duikt.
Meester Rob geeft gas en in een wolk van zand en stof scheurt de auto weg. Chester houdt zich vast aan de bank en hopt op en neer. Boos kijkt hij naar Olly die lachend op de bank op en neer wipt.
‘Leuk hè?’ roept ze. ‘We crossen met twee kalkoenen naar school.’
Twee? denkt Chester die alles heeft gezien.
Ik haat kalkoenen, denkt meester Rob. Als we weer thuis zijn stop ik ze in de kelder.
15 april 2020
Op maandagochtend komt meester Rob in een grote blauwe auto de heuvel oprijden. Daar wonen Olly en Chester in twee huizen naast elkaar. Het huis van Olly is rood en dat van Chester is blauw. Meester Rob haalt de kinderen elke dag op om naar school te gaan. In de achterbak van zijn auto zitten vandaag twee kalkoenen.
Olly staat op hem te wachten. Ze heeft allemaal kleine vlechtjes in haar haren. Chester zit nog in huis en kauwt met een boos gezicht op de laatste korsten van zijn brood.
‘Meester, wat doen die kalkoenen in de auto?’ vraagt Olly verbaasd.
‘Die zijn van mijn buurman. Hij is op vakantie en vroeg of ze bij mij mochten logeren. Natuurlijk, zei ik. Breng ze maar hier.’
'Sna-sna-sna,' zegt de ene kalkoen. 'Sno-sno-sno,' zegt de andere. 'Hoe heet jij?'
‘Ik heet Olly. Hoe heten jullie?’
‘Mijn naam is Willy,’ zegt de ene kalkoen.
‘En ik ben Alex,’ zegt de andere. Hij heeft een grote, rode lel aan zijn nek. ‘Sno-sno-sno,’ grinnikt hij. ‘Wij gaan mee naar school.’
‘Let maar niet op ze,’ zegt meester Rob. ‘Je hebt er eigenlijk niks aan. Ze maken alleen veel herrie. En ze hebben nog geen ei gelegd.'
Willy snatert zacht naar Olly: ‘Meester Rob kan ons niet verstaan. Hij hoort alleen maar sna-sna-sna. En sno-sno-sno.’
‘Oké,’ zegt Olly en ze gaat vlug op de achterbank zitten.
Nadat Chester is ingestapt rijdt meester Rob weg. Slippend in het zand keert hij de auto waarna hij van de heuvel afrijdt. Beneden moet hij hard remmen voor de drukke weg waar veel auto’s rijden.
‘Houd je vast!’ roept meester Rob.
De auto stopt opeens en Chester schiet voorover. Meteen vliegt er een kalkoen op zijn schoot. Het is Alex, die Chester probeert tegen te houden zodat hij niet zijn hoofd tegen de voorbank stoot. Chester valt met zijn gezicht in de veren van de kalkoen.
‘Gatsie, vies beest!’ gilt Chester als hij weer kan ademen. ‘Je stinkt. Ga van mijn schoot af!’
‘Hallo jongen. Ik heet Alex. Hoe heet jij?’
Chester kijkt met een boze blik naar de kale kop van de kalkoen en de rode lel aan zijn nek.
'Uh... Chester...'
‘Duw hem maar weg,’ zegt meester Rob.
Alex knipoogt naar Chester en stapt weer in de achterbak.
‘En jongens, welke route nemen we naar school? Door het bos, over de weg, of langs de beek?’ Meester Rob kijkt achterom.
‘Langs de beek,’ fluistert Willy in Olly’s oor.
‘Langs de beek!’ roept Olly.
Vijf minuten later hobbelen ze door de kuilen van de zandweg. Links is de beek is en rechts is een groot heideveld. Olly staart naar buiten en denkt aan de vakantie. Zullen ze dit jaar weer gaan kamperen?
Opeens moet meester Rob heel hard remmen. Midden op de zandweg staan twee bruine vogels. Ze staan vlak voor de auto en kijken meester Rob strak aan. Hun lange staarten trillen in de lucht.
Meester Rob durft niet uit te stappen. Hij houdt het stuur stevig vast en kijkt de vogels aan. 'Opzij!' roept hij dor het raampje van de auto.
De kalkoenen in de achterbak zijn druk aan het snateren. Met hun grote poten en vleugels maken ze veel lawaai.
‘Stil jongens,’ roept meester Rob.
Maar de kalkoenen gaan door met herrie maken.
Dan fluistert Willy in Olly’s oor: ‘Ik moet eruit. Dat zijn mijn vrienden. Ik heb met ze afgesproken dat we vandaag gaan chillen bij de beek. Wil jij mij helpen?’
De kalkoenen gaan verder met lawaai maken. Chester stopt zijn vingers in zijn oren. Meester Rob drukt drie keer op de toeter van de auto.
Opeens doet Olly de deur van de auto open. Ze stapt uit en rent naar de beek waar ze haar vinger in het water steekt. Willy glipt ook de auto uit terwijl Alex in de achterbak nog meer herrie maakt. Net als de fazanten op de zandweg.
‘Dankjewel,’ zegt Willy tegen Olly. ‘Ik zie je vanmiddag weer. Later!’ Hij verstopt zich achter de auto.
Olly kijkt naar de fazanten die nog steeds midden op de zandweg staan. Die staren nog steeds naar de auto. Meester Rob roept naar Olly dat ze moet instappen. Ze kijkt even of Willy weg is en rent dan naar de auto. Zodra ze zit verdwijnen de fazanten in de struiken langs de zandweg. Olly ziet als enige dat Willy ook in de struiken duikt.
Meester Rob geeft gas en in een wolk van zand en stof scheurt de auto weg. Chester houdt zich vast aan de bank en hopt op en neer. Boos kijkt hij naar Olly die lachend op de bank op en neer wipt.
‘Leuk hè?’ roept ze. ‘We crossen met twee kalkoenen naar school.’
Twee? denkt Chester die alles heeft gezien.
Ik haat kalkoenen, denkt meester Rob. Als we weer thuis zijn stop ik ze in de kelder.
15 april 2020
2. Alex moet in de kist
Aan het eind van de schooldag staat meester Rob bij de auto. Hij schopt tegen een van de banden. Die is lek.
‘Pech,’ zegt hij tegen Olly en Chester die na de bel heel hard naar buiten zijn gerend. Ze hebben de hele dag aan de kalkoenen gedacht. Ze zijn allebei benieuwd of Willy op hen staat te wachten.
Ze besluiten een ander voertuig te zoeken om naar huis te gaan. Met z’n drieën lopen ze om de school heen.
‘Er moeten drie mensen in passen,’ zegt meester Rob. ‘En twee kalkoenen.’ Olly en Chester moeten heel hard lachen. Meester Rob kijkt ze verbaasd aan.
Achter de school is het fietsenhok. Daar staan de fiets van de juf en een mountainbike. Hoofdschuddend kijkt meester Rob om zich heen. Hij zucht en duwt zijn bril omhoog.
‘Dat wordt niks, jongens.’
Opeens horen ze een toeter. Het is de buurman van de school. Hij rijdt met zijn groene tractor en een aanhanger zijn erf op.
‘Hallo buurman,’ roept hij. ‘Alles goed?’
Meester Rob legt zijn probleem uit en buurman Boer springt van de tractor.
'Ik weet wel iets,' zegt hij. Even later rijdt hij op een quad de schuur uit en stopt hij vlak voor de kinderen en meester Rob. Ze krijgen allemaal een helm op. Meester Rob stapt achterop en houdt de kinderen goed vast. De fazant stoppen ze in een kist die achter op de quad staat.
'Hou je vast!' roept buurman Boer. En ze scheuren weg.
Even later rijden ze over de zandweg langs de beek. Olly had gevraagd of ze daar langs konden. Ze zijn toch met een quad, dan ga je niet over de weg. Meester Rob kijkt bang om zich heen.
'Niet zo hard,' roept hij telkens. Maar buurman Boer geeft gas en de kinderen gillen van plezier.
'Stop!' roept meester Rob opeens.
Als ze stilstaan stapt hij af. Hijgend kijkt hij om zich heen.
Olly had hem verteld dat Willy op de heenweg is uitgestapt om met zijn vrienden te gaan chillen. Maar dat hij ook heeft beloofd dat hij op de terugweg weer mee naar huis gaat.
Meester Rob had haar met een open mond aangekeken. Kalkoenen kunnen niet praten, had hij gezegd. Toen had hij in de kist gekeken en maar één kalkoen gezien.
‘Willy,’ roept Olly terwijl ze om zich heen kijkt.
'Sno-sno-sno,' snatert Alex.
‘Willy!’ roept Olly. ‘Willy, waar ben je?’
Samen met Chester huppelt ze over de zandweg. Uit de struiken komen de twee fazanten aanlopen. Achter hen loopt Willy met grote statige stappen.
‘Ik heb mij bedacht,’ zegt hij. ‘Ik ga niet mee.’
'Sna-sna-sna,' hoort meester Rob. Hij draait zich met een ruk naar Willy om.
‘Ik zal je krijgen!’ roept hij. 'Wegloper!'
Hij rent naar Willy toe en probeert hem te pakken. Met zijn korte benen en zijn dikke buik kan hij niet zo hard. Hij roept tegen Chester en Olly dat ze moeten helpen.
'Sna-sna-sna,' roept Willy en hij loopt kriskras over het zandpad.
Als meester Rob vlakbij Willy is laat hij zich boven op hem vallen.
‘Ik heb je!’ roept hij.
'Sna-sna-sna,' zegt Willy. 'Blijf van mij af.' Maar meester Rob verstaat hem niet.
Meester Rob ligt boven op Willy. Hij hijgt en zijn hoofd is net zo rood als de lel aan de keel van Willy.
Buurman Boer bindt Willy’s poten met een stuk touw vast. Ze zetten hem naast Alex in de kist en meester Rob gaat boven op de kist zitten. Hij kijkt nog steeds heel boos.
‘Ik laat hem er nooit meer uit,’ zegt hij tegen Olly en Chester terwijl hij zijn bril omhoog duwt.
'Sna-sna-sna,' zegt Willy. 'Jullie waren te laat. Ik stond al heel lang te wachten. Ik mocht bij Fred Fazant logeren. Dat wilde ik al heel lang. Ik was heus wel weer thuisgekomen hoor.'
Stom beest, denkt meester Rob. Nu ga je echt in de kelder.
16 april 2020
Aan het eind van de schooldag staat meester Rob bij de auto. Hij schopt tegen een van de banden. Die is lek.
‘Pech,’ zegt hij tegen Olly en Chester die na de bel heel hard naar buiten zijn gerend. Ze hebben de hele dag aan de kalkoenen gedacht. Ze zijn allebei benieuwd of Willy op hen staat te wachten.
Ze besluiten een ander voertuig te zoeken om naar huis te gaan. Met z’n drieën lopen ze om de school heen.
‘Er moeten drie mensen in passen,’ zegt meester Rob. ‘En twee kalkoenen.’ Olly en Chester moeten heel hard lachen. Meester Rob kijkt ze verbaasd aan.
Achter de school is het fietsenhok. Daar staan de fiets van de juf en een mountainbike. Hoofdschuddend kijkt meester Rob om zich heen. Hij zucht en duwt zijn bril omhoog.
‘Dat wordt niks, jongens.’
Opeens horen ze een toeter. Het is de buurman van de school. Hij rijdt met zijn groene tractor en een aanhanger zijn erf op.
‘Hallo buurman,’ roept hij. ‘Alles goed?’
Meester Rob legt zijn probleem uit en buurman Boer springt van de tractor.
'Ik weet wel iets,' zegt hij. Even later rijdt hij op een quad de schuur uit en stopt hij vlak voor de kinderen en meester Rob. Ze krijgen allemaal een helm op. Meester Rob stapt achterop en houdt de kinderen goed vast. De fazant stoppen ze in een kist die achter op de quad staat.
'Hou je vast!' roept buurman Boer. En ze scheuren weg.
Even later rijden ze over de zandweg langs de beek. Olly had gevraagd of ze daar langs konden. Ze zijn toch met een quad, dan ga je niet over de weg. Meester Rob kijkt bang om zich heen.
'Niet zo hard,' roept hij telkens. Maar buurman Boer geeft gas en de kinderen gillen van plezier.
'Stop!' roept meester Rob opeens.
Als ze stilstaan stapt hij af. Hijgend kijkt hij om zich heen.
Olly had hem verteld dat Willy op de heenweg is uitgestapt om met zijn vrienden te gaan chillen. Maar dat hij ook heeft beloofd dat hij op de terugweg weer mee naar huis gaat.
Meester Rob had haar met een open mond aangekeken. Kalkoenen kunnen niet praten, had hij gezegd. Toen had hij in de kist gekeken en maar één kalkoen gezien.
‘Willy,’ roept Olly terwijl ze om zich heen kijkt.
'Sno-sno-sno,' snatert Alex.
‘Willy!’ roept Olly. ‘Willy, waar ben je?’
Samen met Chester huppelt ze over de zandweg. Uit de struiken komen de twee fazanten aanlopen. Achter hen loopt Willy met grote statige stappen.
‘Ik heb mij bedacht,’ zegt hij. ‘Ik ga niet mee.’
'Sna-sna-sna,' hoort meester Rob. Hij draait zich met een ruk naar Willy om.
‘Ik zal je krijgen!’ roept hij. 'Wegloper!'
Hij rent naar Willy toe en probeert hem te pakken. Met zijn korte benen en zijn dikke buik kan hij niet zo hard. Hij roept tegen Chester en Olly dat ze moeten helpen.
'Sna-sna-sna,' roept Willy en hij loopt kriskras over het zandpad.
Als meester Rob vlakbij Willy is laat hij zich boven op hem vallen.
‘Ik heb je!’ roept hij.
'Sna-sna-sna,' zegt Willy. 'Blijf van mij af.' Maar meester Rob verstaat hem niet.
Meester Rob ligt boven op Willy. Hij hijgt en zijn hoofd is net zo rood als de lel aan de keel van Willy.
Buurman Boer bindt Willy’s poten met een stuk touw vast. Ze zetten hem naast Alex in de kist en meester Rob gaat boven op de kist zitten. Hij kijkt nog steeds heel boos.
‘Ik laat hem er nooit meer uit,’ zegt hij tegen Olly en Chester terwijl hij zijn bril omhoog duwt.
'Sna-sna-sna,' zegt Willy. 'Jullie waren te laat. Ik stond al heel lang te wachten. Ik mocht bij Fred Fazant logeren. Dat wilde ik al heel lang. Ik was heus wel weer thuisgekomen hoor.'
Stom beest, denkt meester Rob. Nu ga je echt in de kelder.
16 april 2020
3. Crossen met Elas
Chester heeft een kleine crossmotor waarmee hij vaak over de heuvel crost. Het liefst racet hij door de zandkuil waar hij dan grote stofwolken maakt.
Die ochtend staat hij al vroeg klaar. Hij heeft zijn blauwe motorpak aan en heeft zijn helm aan het stuur van zijn motor gehangen.
Meester Rob komt hijgend de heuvel opgelopen. Olly vraagt waar de auto is.
‘O, die staat beneden,’ zegt hij. ‘Pak je tassen, jongens, dan gaan we.’
Ze doen hun rugzakken om en Chester zet zijn helm op.
‘Weet je het zeker?’ vraagt meester Rob.
‘Ik kan al heel goed rijden hoor,’ zegt Chester.
‘Vooruit maar.’
Beneden aan de heuvel staat de blauwe auto van meester Rob. Daarachter staat een kleine crossmotor.
‘Wil jij ook crossen, Olly?’
‘Jaa! Mag dat?’
Olly rent naar de motor.
Meester Rob pakt een vlag met zwarte en witte blokken erop en zwaait hem door de lucht.
‘Op jullie plaatsen,’ roept hij. ‘Start!’
Ze schieten weg. Chester gaat voorop en Olly rijdt achter hem aan. Ze moet even wennen aan het gas en de rem. Ze heeft wel eens op de crossmotor van Chester gereden maar toen ging het niet zo hard als nu.
‘Niet zo hard!’ roept ze naar Chester. Ze remt en kijkt wat haar handen moeten doen.
Chester rijdt de zandweg op. Hij geeft gas en maakt een grote stofwolk. Olly ziet hem steeds kleiner worden en kijkt om zich heen.
Opeens komt er een rode flits voorbij. Er is nog een crossmotor! Hij remt en wacht tot Olly naast hem is.
‘Meester Rob!’ gilt Olly.
Meester Rob draagt een knalrood motorpak en een witte helm met een camera erop. Hij laat zijn motor gevaarlijk brullen.
‘We gaan door de beek!’ roept hij. ‘Dan halen we Chester wel in. Kom maar achter mij aan.’
Hij maakt een bocht op het pad en stuurt door de bosjes naar de beek.
Whhaaachh, gromt zijn motor als hij gas geeft. De wielen komen los van de grond en vallen er weer met een klap op terug. Meester Rob lacht naar Olly. Dan rijdt hij de beek in.
‘Hier is het ondiep, kom maar,’ roept hij. ‘Rustig aan.’
Olly volgt het spoor dat meester Rob door het water maakt. Het water spat hoog op en maakt haar gezicht nat. Met een gil tilt Olly haar voeten op.
Dan ziet ze hoe een dier uit het water omhoog schiet. Het lijkt op een dik touw dat zich met een boog om de motor van meester Rob slingert. Die motor valt met een plons in het water terwijl meester Rob met zijn armen omhoog door de lucht vliegt. Hij valt met zijn armen wijd op de grond.
Het is een gek gezicht: een vliegende meester in een knalrood pak. Olly wil hard lachen maar ze moet snel stoppen. Meester Rob ligt op zijn buik op de grond.
‘Meester Rob, heeft u pijn? Wat was dat voor beest?’
‘Au,’ zegt meester Rob. ‘Het gaat wel.’ Hij gaat kreunend rechtop zitten en voelt aan zijn lijf. ‘Gelukkig heb ik een helm op.’
Olly helpt hem opstaan. Meester Rob kreunt en zucht.
‘Mijn armen, mijn benen,’ zegt hij. ‘Au.’
Het beest in de rivier schudt de motor wild door het water en maakt grote schuimwolken. Daarna verdwijnt hij weer onder water.
‘Meester, ik vind het eng. Dat beest.’
Meester Rob staat op en kijkt naar de rivier.
‘Dat is een Elasmosaurus, die zwemmen soms in de beek. Maar je ziet ze niet zo vaak. Laten we maar snel weggaan. Maar hoe doen we dat?’
‘Spring maar achterop bij mij, meester.’
Even later slingeren ze door de bosjes in de richting van de zandweg. Meester Rob zit in zijn rode motorpak achterop bij de kleine Olly. Hij wijst haar de weg. Links, rechts, rechtdoor. Al snel komen ze bij de zandweg en daarna bij de school.
Chester steekt zijn armen in de lucht als Olly bij hem stopt. Voordat ze stilstaat laat hij zijn armen zakken. Zijn mond valt open.
‘Wat is dit? Wie is dat? Waar is meester Rob?’
‘Ik ben het.’ Meester Rob zet zijn helm af.
‘We hebben een Elasmosaurus gezien,’ roept Olly.
‘Een wat?’
‘Een Elasmosaurus. Die heeft de motor van meester Rob afgepakt in de beek.’
‘Nee, dat geloof ik niet,’ zegt Chester.
‘Echt waar hoor.’
'Hoe ziet die eruit? Wat deed die?'
Olly en meester Rob vertellen wat er is gebeurd.
‘Jammer dat de kalkoenen er niet bij waren. Ik had ze wel willen zien crossen. Ha-ha.’
‘Volgende week zijn ze er weer,’ zegt meester Rob. ‘Dan is hun straf voorbij.’
22 april 2020
Chester heeft een kleine crossmotor waarmee hij vaak over de heuvel crost. Het liefst racet hij door de zandkuil waar hij dan grote stofwolken maakt.
Die ochtend staat hij al vroeg klaar. Hij heeft zijn blauwe motorpak aan en heeft zijn helm aan het stuur van zijn motor gehangen.
Meester Rob komt hijgend de heuvel opgelopen. Olly vraagt waar de auto is.
‘O, die staat beneden,’ zegt hij. ‘Pak je tassen, jongens, dan gaan we.’
Ze doen hun rugzakken om en Chester zet zijn helm op.
‘Weet je het zeker?’ vraagt meester Rob.
‘Ik kan al heel goed rijden hoor,’ zegt Chester.
‘Vooruit maar.’
Beneden aan de heuvel staat de blauwe auto van meester Rob. Daarachter staat een kleine crossmotor.
‘Wil jij ook crossen, Olly?’
‘Jaa! Mag dat?’
Olly rent naar de motor.
Meester Rob pakt een vlag met zwarte en witte blokken erop en zwaait hem door de lucht.
‘Op jullie plaatsen,’ roept hij. ‘Start!’
Ze schieten weg. Chester gaat voorop en Olly rijdt achter hem aan. Ze moet even wennen aan het gas en de rem. Ze heeft wel eens op de crossmotor van Chester gereden maar toen ging het niet zo hard als nu.
‘Niet zo hard!’ roept ze naar Chester. Ze remt en kijkt wat haar handen moeten doen.
Chester rijdt de zandweg op. Hij geeft gas en maakt een grote stofwolk. Olly ziet hem steeds kleiner worden en kijkt om zich heen.
Opeens komt er een rode flits voorbij. Er is nog een crossmotor! Hij remt en wacht tot Olly naast hem is.
‘Meester Rob!’ gilt Olly.
Meester Rob draagt een knalrood motorpak en een witte helm met een camera erop. Hij laat zijn motor gevaarlijk brullen.
‘We gaan door de beek!’ roept hij. ‘Dan halen we Chester wel in. Kom maar achter mij aan.’
Hij maakt een bocht op het pad en stuurt door de bosjes naar de beek.
Whhaaachh, gromt zijn motor als hij gas geeft. De wielen komen los van de grond en vallen er weer met een klap op terug. Meester Rob lacht naar Olly. Dan rijdt hij de beek in.
‘Hier is het ondiep, kom maar,’ roept hij. ‘Rustig aan.’
Olly volgt het spoor dat meester Rob door het water maakt. Het water spat hoog op en maakt haar gezicht nat. Met een gil tilt Olly haar voeten op.
Dan ziet ze hoe een dier uit het water omhoog schiet. Het lijkt op een dik touw dat zich met een boog om de motor van meester Rob slingert. Die motor valt met een plons in het water terwijl meester Rob met zijn armen omhoog door de lucht vliegt. Hij valt met zijn armen wijd op de grond.
Het is een gek gezicht: een vliegende meester in een knalrood pak. Olly wil hard lachen maar ze moet snel stoppen. Meester Rob ligt op zijn buik op de grond.
‘Meester Rob, heeft u pijn? Wat was dat voor beest?’
‘Au,’ zegt meester Rob. ‘Het gaat wel.’ Hij gaat kreunend rechtop zitten en voelt aan zijn lijf. ‘Gelukkig heb ik een helm op.’
Olly helpt hem opstaan. Meester Rob kreunt en zucht.
‘Mijn armen, mijn benen,’ zegt hij. ‘Au.’
Het beest in de rivier schudt de motor wild door het water en maakt grote schuimwolken. Daarna verdwijnt hij weer onder water.
‘Meester, ik vind het eng. Dat beest.’
Meester Rob staat op en kijkt naar de rivier.
‘Dat is een Elasmosaurus, die zwemmen soms in de beek. Maar je ziet ze niet zo vaak. Laten we maar snel weggaan. Maar hoe doen we dat?’
‘Spring maar achterop bij mij, meester.’
Even later slingeren ze door de bosjes in de richting van de zandweg. Meester Rob zit in zijn rode motorpak achterop bij de kleine Olly. Hij wijst haar de weg. Links, rechts, rechtdoor. Al snel komen ze bij de zandweg en daarna bij de school.
Chester steekt zijn armen in de lucht als Olly bij hem stopt. Voordat ze stilstaat laat hij zijn armen zakken. Zijn mond valt open.
‘Wat is dit? Wie is dat? Waar is meester Rob?’
‘Ik ben het.’ Meester Rob zet zijn helm af.
‘We hebben een Elasmosaurus gezien,’ roept Olly.
‘Een wat?’
‘Een Elasmosaurus. Die heeft de motor van meester Rob afgepakt in de beek.’
‘Nee, dat geloof ik niet,’ zegt Chester.
‘Echt waar hoor.’
'Hoe ziet die eruit? Wat deed die?'
Olly en meester Rob vertellen wat er is gebeurd.
‘Jammer dat de kalkoenen er niet bij waren. Ik had ze wel willen zien crossen. Ha-ha.’
‘Volgende week zijn ze er weer,’ zegt meester Rob. ‘Dan is hun straf voorbij.’
22 april 2020
4. Berend en Barend
Meester Rob komt in zijn auto met een grote aanhanger de heuvel oprijden. In de aanhanger grommen twee dieren. Ze zijn groen. Camouflagegroen. Het zijn twee T-rexxen. De ene heet Berend en de andere heet Barend.
Olly en Chester komen het huis uit en konden hun ogen niet geloven. Twee T-rexxen.
‘Meester, hoe kan dat? Waar komen die vandaan?’ vraagt Chester verbaasd.
‘Uit mijn dinoland,’ zegt meester Rob. ‘Ze zijn van mij en ik dacht: ik neem ze mee naar school.’
De ene dino doet zijn mond open. Er komt een beetje rook uit. Hij kijkt Olly en Chester aan.
‘Hallo, ik ben Berend. Je kunt gewoon tegen mij praten. Maar meester Rob verstaat ons niet.’
Zijn stem klinkt grommerig, je moet de woorden soms zoeken tussen de gevaarlijke geluiden. Hij is helemaal groen, met allemaal donkergroene vlekken. Terwijl Barends huid is bedekt met rode vlekken. Allebei hebben ze heel gevaarlijke tanden in hun bek. En scherpe nagels aan hun poten.
Chester en Olly staan nu vlakbij de aanhanger. Chester steekt zijn hand door de planken heen. Hij voelt aan de huid van Barend en roept: ‘Dat is hard. Het lijkt wel een harnas!’
Olly voelt ook even maar trekt haar hand snel terug.
Dan doet meester Rob de klep van de aanhanger open en de dino’s lopen langzaam de aanhanger uit. Olly en Chester kruipen op de rug van Berend en meester Rob klimt op de rug van Barend. Hij pakt nog snel een bos bloemen uit de auto. Die zijn voor een feestje, zegt hij met een knipoog.
‘Hou je maar stevig vast,’ zegt meester Rob. ‘Er kan niks gebeuren.’
Achter elkaar lopen ze de heuvel af. Twee kinderen en een meester boven op twee T-rexxen.
Ze komen in het bos. Daar loopt opeens een sluwe vos. Hij wil de bloemen van meester Rob hebben. Dat mag niet, die zijn voor de jarige Chester die vandaag tien wordt.
‘Afblijven,’ zegt meester Rob tegen de vos.
De vos springt omhoog en wil met zijn bek de bloemen uit de handen van meester Rob trekken. Dat lukt niet. Meester Rob trekt de bloemen weg. De vos springt nog een keer. Dan steekt T-rex Barend zijn staart omhoog. Hij zwaait er één keer mee en de vos vliegt door de lucht.
‘Au!’ roept hij. Hij vliegt en vliegt en valt boven op het huisje van de boswachter. De boswachter komt naar buiten rennen.
‘Hé, wat was dat? Wie deed dat?’ roept hij terwijl hij boos om zich heen kijkt. Hij heeft een geweer in zijn hand dat hij op de T-rexxen richt.
Berend en Barend zetten het op een rennen en de kinderen en meester Rob moeten zich vastgrijpen om niet van de dieren af te vallen.
Al snel komen ze bij school. Ze stappen af en de T-rexxen gaan achter de school op het weiland picknicken. In de pauze komen Olly en Chester bij hen zitten.
‘Dit zijn Berend en Barend,’ zeggen ze tegen de andere kinderen. ‘Dit zijn onze vrienden.’
22 april 2020
(Bedacht door Menso Wever)
Meester Rob komt in zijn auto met een grote aanhanger de heuvel oprijden. In de aanhanger grommen twee dieren. Ze zijn groen. Camouflagegroen. Het zijn twee T-rexxen. De ene heet Berend en de andere heet Barend.
Olly en Chester komen het huis uit en konden hun ogen niet geloven. Twee T-rexxen.
‘Meester, hoe kan dat? Waar komen die vandaan?’ vraagt Chester verbaasd.
‘Uit mijn dinoland,’ zegt meester Rob. ‘Ze zijn van mij en ik dacht: ik neem ze mee naar school.’
De ene dino doet zijn mond open. Er komt een beetje rook uit. Hij kijkt Olly en Chester aan.
‘Hallo, ik ben Berend. Je kunt gewoon tegen mij praten. Maar meester Rob verstaat ons niet.’
Zijn stem klinkt grommerig, je moet de woorden soms zoeken tussen de gevaarlijke geluiden. Hij is helemaal groen, met allemaal donkergroene vlekken. Terwijl Barends huid is bedekt met rode vlekken. Allebei hebben ze heel gevaarlijke tanden in hun bek. En scherpe nagels aan hun poten.
Chester en Olly staan nu vlakbij de aanhanger. Chester steekt zijn hand door de planken heen. Hij voelt aan de huid van Barend en roept: ‘Dat is hard. Het lijkt wel een harnas!’
Olly voelt ook even maar trekt haar hand snel terug.
Dan doet meester Rob de klep van de aanhanger open en de dino’s lopen langzaam de aanhanger uit. Olly en Chester kruipen op de rug van Berend en meester Rob klimt op de rug van Barend. Hij pakt nog snel een bos bloemen uit de auto. Die zijn voor een feestje, zegt hij met een knipoog.
‘Hou je maar stevig vast,’ zegt meester Rob. ‘Er kan niks gebeuren.’
Achter elkaar lopen ze de heuvel af. Twee kinderen en een meester boven op twee T-rexxen.
Ze komen in het bos. Daar loopt opeens een sluwe vos. Hij wil de bloemen van meester Rob hebben. Dat mag niet, die zijn voor de jarige Chester die vandaag tien wordt.
‘Afblijven,’ zegt meester Rob tegen de vos.
De vos springt omhoog en wil met zijn bek de bloemen uit de handen van meester Rob trekken. Dat lukt niet. Meester Rob trekt de bloemen weg. De vos springt nog een keer. Dan steekt T-rex Barend zijn staart omhoog. Hij zwaait er één keer mee en de vos vliegt door de lucht.
‘Au!’ roept hij. Hij vliegt en vliegt en valt boven op het huisje van de boswachter. De boswachter komt naar buiten rennen.
‘Hé, wat was dat? Wie deed dat?’ roept hij terwijl hij boos om zich heen kijkt. Hij heeft een geweer in zijn hand dat hij op de T-rexxen richt.
Berend en Barend zetten het op een rennen en de kinderen en meester Rob moeten zich vastgrijpen om niet van de dieren af te vallen.
Al snel komen ze bij school. Ze stappen af en de T-rexxen gaan achter de school op het weiland picknicken. In de pauze komen Olly en Chester bij hen zitten.
‘Dit zijn Berend en Barend,’ zeggen ze tegen de andere kinderen. ‘Dit zijn onze vrienden.’
22 april 2020
(Bedacht door Menso Wever)
5. Een tweeling-auto
Olly staat op dinsdagochtend weer op meester Rob te wachten. Twee auto’s komen naast elkaar de heuvel oprijden. Het zijn twee precies dezelfde auto’s die aan elkaar vast lijken te zitten. Ze zijn allebei groen. Olly roept heel hard naar Chester die uit zijn huis komt lopen. In zijn hand houdt hij een boterham.
Als hij de auto’s ziet laat hij de boterham uit zijn handen vallen en rent hij naar Olly toe. Met open mond kijkt hij naar de auto’s. ‘Vet!’ roept hij. 'Een tweeling-auto.'
Tussen de auto’s zitten twee planken naast elkaar waarmee je van de ene naar de andere auto kunt lopen. Het lijkt op een brug.
Uit de ene auto komt meester Rob en uit de andere auto een jongen die ze nog nooit hebben gezien. De jongen heeft zwart haar en draagt een zonnebril.
‘Jongens, dit is Melvin,’ zegt meester Rob. ‘Hij heeft deze auto bedacht. Gaan jullie mee naar school?’
Ze stappen achterin. Olly gaat bij meester Rob en Chester bij Melvin. Meester Rob en Melvin zetten allebei een koptelefoon op. Zo kunnen ze met elkaar praten.
‘Gas!’ roept meester Rob.
‘Gas!’ roept Melvin.
Ze scheuren van de heuvel weg en racen over de weg door het bos. Het gaat heel hard en de bomen langs de weg vliegen voorbij. Melvin geeft Olly een koptelefoon waardoor zij meester Rob hoort praten. Chester heeft ook een koptelefoon op.
‘Moeten jullie luisteren,’ zegt meester Rob. ‘Je kunt tijdens het rijden gewoon oversteken naar de andere auto. Je moet je alleen wel vasthouden. Probeer het maar eens.’
Chester doet de deur open en voelt de wind in zijn gezicht blazen. Hij zet één voet op de plank. Onder hem schiet het asfalt voorbij in grijze en zwarte strepen.
Chester zet zijn andere voet ook op de plank. Die beweegt een beetje op en neer. Chester kijkt naar het asfalt dat voorbijvliegt. Dan staat hij tussen de auto’s. Hij houdt zich met zijn handen vast aan het dak van zijn auto en kijkt om zich heen. De bomen langs de weg schieten voorbij.
‘Is het eng?’ roept Olly door het raam.
‘Nee hoor. Het is cool.’
Chester laat de auto’s los en steekt zijn handen in de lucht.
‘Joehoe!’ gilt hij. ‘Ik vlieg.’
Olly klimt ook naar buiten. De wind blaast in haar ogen. Met één hand houdt ze Chester vast. Hun haren wapperen in de wind.
‘Pas op voor de boomtakken,’ horen ze opeens in hun koptelefoon.
De weg gaat het bos in en de takken van de bomen zijn vlak boven hun hoofden. Olly steekt haar hand in de lucht en voelt de blaadjes langs haar vingers glijden.
Opeens komt een tak recht op hen af. ‘Bukken!’ gilt Chester. Hij duikt naar beneden en grijpt met zijn handen de plank vast. Zijn voeten glijden van de plank af.
‘Help!’ roept hij. Dan voelt hij dat iets zijn voeten vastpakt. Hij kijkt achterom en ziet een grote vogel die hem bij zijn voeten vasthoudt. De vogel heeft een grote, witte snavel met een scherpe punt.
‘Ik ben Arend,’ zegt hij. ‘Ik heb je.’ De vleugels van de vogel zijn net zo breed als de twee auto's samen.
Arend klapt een paar keer met zijn vleugels en spreidt ze dan weer wijd uit. Daarna zet hij de voeten van Chester weer op de plank. Dan gaat hij op het dak van de auto zitten.
Chester stapt weer achter in de auto maar Olly blijft op de plank staan.
‘Is dat niet een beetje gevaarlijk wat jullie doen?’ vraagt Arend. ‘Jullie kunnen niet vliegen.’
Olly kijkt hem aan en schudt haar hoofd. ‘Wij durven alles. En wij zijn heel voorzichtig.’
‘Ja, ja. Dat zal wel,’ zegt Arend.
‘Nee hoor, echt waar. Kijk maar, daar is Chester weer.’
Chester stapt weer op de plank en kijkt naar Arend en dan naar Olly.
Arend spreidt zijn vleugels uit maar vliegt niet weg.
‘Kijk,’ zegt hij. ‘Als je je vleugels uitspreidt dan ben je in balans. Dan val je niet om.’
Olly spreidt haar armen uit en gaat op haar tenen op de plank staan. Chester doet haar na. Zo is het net alsof ze als twee vogels op een plank door de lucht vliegen.
‘Mag ik het ook proberen?’ Meester Rob steekt zijn hoofd uit het raam.
‘Kom maar,’ roept Olly. ‘Het is echt niet gevaarlijk hoor.’
Meester Rob klimt naar de achterbank en stapt dan op de plank. Met zijn handen houdt hij zich stevig vast aan de auto. Zijn been trilt een beetje. Als hij rechtop gaat staan moet hij zijn bril vastgrijpen. Hij hijgt.
‘Kijk meester, je kunt gewoon naar de andere kant lopen,’ zegt Olly terwijl ze over de plank heen en weer loopt.
‘Ja, ja,’ hijgt meester Rob. ‘Laat maar.’ Hij houdt zich stevig aan de auto vast aan en kijkt angstig om zich heen. ‘Ik ga weer terug. Willen jullie mij helpen?’
Olly en Chester houden hem goed vast als hij weer in de auto stapt.
‘Morgen gaan we gewoon met de bus, hoor. Dit is veel te spannend voor mij,’ zucht meester Rob.
12 mei 2020
Olly staat op dinsdagochtend weer op meester Rob te wachten. Twee auto’s komen naast elkaar de heuvel oprijden. Het zijn twee precies dezelfde auto’s die aan elkaar vast lijken te zitten. Ze zijn allebei groen. Olly roept heel hard naar Chester die uit zijn huis komt lopen. In zijn hand houdt hij een boterham.
Als hij de auto’s ziet laat hij de boterham uit zijn handen vallen en rent hij naar Olly toe. Met open mond kijkt hij naar de auto’s. ‘Vet!’ roept hij. 'Een tweeling-auto.'
Tussen de auto’s zitten twee planken naast elkaar waarmee je van de ene naar de andere auto kunt lopen. Het lijkt op een brug.
Uit de ene auto komt meester Rob en uit de andere auto een jongen die ze nog nooit hebben gezien. De jongen heeft zwart haar en draagt een zonnebril.
‘Jongens, dit is Melvin,’ zegt meester Rob. ‘Hij heeft deze auto bedacht. Gaan jullie mee naar school?’
Ze stappen achterin. Olly gaat bij meester Rob en Chester bij Melvin. Meester Rob en Melvin zetten allebei een koptelefoon op. Zo kunnen ze met elkaar praten.
‘Gas!’ roept meester Rob.
‘Gas!’ roept Melvin.
Ze scheuren van de heuvel weg en racen over de weg door het bos. Het gaat heel hard en de bomen langs de weg vliegen voorbij. Melvin geeft Olly een koptelefoon waardoor zij meester Rob hoort praten. Chester heeft ook een koptelefoon op.
‘Moeten jullie luisteren,’ zegt meester Rob. ‘Je kunt tijdens het rijden gewoon oversteken naar de andere auto. Je moet je alleen wel vasthouden. Probeer het maar eens.’
Chester doet de deur open en voelt de wind in zijn gezicht blazen. Hij zet één voet op de plank. Onder hem schiet het asfalt voorbij in grijze en zwarte strepen.
Chester zet zijn andere voet ook op de plank. Die beweegt een beetje op en neer. Chester kijkt naar het asfalt dat voorbijvliegt. Dan staat hij tussen de auto’s. Hij houdt zich met zijn handen vast aan het dak van zijn auto en kijkt om zich heen. De bomen langs de weg schieten voorbij.
‘Is het eng?’ roept Olly door het raam.
‘Nee hoor. Het is cool.’
Chester laat de auto’s los en steekt zijn handen in de lucht.
‘Joehoe!’ gilt hij. ‘Ik vlieg.’
Olly klimt ook naar buiten. De wind blaast in haar ogen. Met één hand houdt ze Chester vast. Hun haren wapperen in de wind.
‘Pas op voor de boomtakken,’ horen ze opeens in hun koptelefoon.
De weg gaat het bos in en de takken van de bomen zijn vlak boven hun hoofden. Olly steekt haar hand in de lucht en voelt de blaadjes langs haar vingers glijden.
Opeens komt een tak recht op hen af. ‘Bukken!’ gilt Chester. Hij duikt naar beneden en grijpt met zijn handen de plank vast. Zijn voeten glijden van de plank af.
‘Help!’ roept hij. Dan voelt hij dat iets zijn voeten vastpakt. Hij kijkt achterom en ziet een grote vogel die hem bij zijn voeten vasthoudt. De vogel heeft een grote, witte snavel met een scherpe punt.
‘Ik ben Arend,’ zegt hij. ‘Ik heb je.’ De vleugels van de vogel zijn net zo breed als de twee auto's samen.
Arend klapt een paar keer met zijn vleugels en spreidt ze dan weer wijd uit. Daarna zet hij de voeten van Chester weer op de plank. Dan gaat hij op het dak van de auto zitten.
Chester stapt weer achter in de auto maar Olly blijft op de plank staan.
‘Is dat niet een beetje gevaarlijk wat jullie doen?’ vraagt Arend. ‘Jullie kunnen niet vliegen.’
Olly kijkt hem aan en schudt haar hoofd. ‘Wij durven alles. En wij zijn heel voorzichtig.’
‘Ja, ja. Dat zal wel,’ zegt Arend.
‘Nee hoor, echt waar. Kijk maar, daar is Chester weer.’
Chester stapt weer op de plank en kijkt naar Arend en dan naar Olly.
Arend spreidt zijn vleugels uit maar vliegt niet weg.
‘Kijk,’ zegt hij. ‘Als je je vleugels uitspreidt dan ben je in balans. Dan val je niet om.’
Olly spreidt haar armen uit en gaat op haar tenen op de plank staan. Chester doet haar na. Zo is het net alsof ze als twee vogels op een plank door de lucht vliegen.
‘Mag ik het ook proberen?’ Meester Rob steekt zijn hoofd uit het raam.
‘Kom maar,’ roept Olly. ‘Het is echt niet gevaarlijk hoor.’
Meester Rob klimt naar de achterbank en stapt dan op de plank. Met zijn handen houdt hij zich stevig vast aan de auto. Zijn been trilt een beetje. Als hij rechtop gaat staan moet hij zijn bril vastgrijpen. Hij hijgt.
‘Kijk meester, je kunt gewoon naar de andere kant lopen,’ zegt Olly terwijl ze over de plank heen en weer loopt.
‘Ja, ja,’ hijgt meester Rob. ‘Laat maar.’ Hij houdt zich stevig aan de auto vast aan en kijkt angstig om zich heen. ‘Ik ga weer terug. Willen jullie mij helpen?’
Olly en Chester houden hem goed vast als hij weer in de auto stapt.
‘Morgen gaan we gewoon met de bus, hoor. Dit is veel te spannend voor mij,’ zucht meester Rob.
12 mei 2020
6. Door de tunnel
‘Meester, waar is de auto?’ Olly kijkt meester Rob vragend aan als hij de heuvel komt opsjouwen.
‘Kom mee naar beneden,’ zegt meester Rob. ‘De auto wil niet tegen de heuvel op. Hij staat beneden. Is Chester ook klaar?’
Allebei kijken ze tegelijk naar het blauwe huis waar Chester net de deur opendoet. Sloffend sleept hij zijn rugzak achter zich aan.
‘Kom jongen,’ roept meester Rob. ‘Ik ben met een bijzondere auto.’
‘Kan die hard?’ vraagt Chester als hij bij hen is.
‘Heel hard. Kom maar eens kijken.’
Onder aan de heuvel staat een blauwe auto waarvan de onderkant bijna de grond raakt.
‘Een verlaagde Passat!’ roept Chester en hij rent naar de auto. Hij steekt zijn hand tussen de grond en de onderkant van de auto.
‘Mijn vuist past er precies tussen,’ roept hij. ‘Zo laag is ie. Dat is vet cool!’
‘Waarom is die dan verlaagd?’ vraagt Olly.
‘Dan kan je harder,’ zegt Chester.
‘O,’ zegt Olly. ‘Hoe hard kan die dan?’
Chester kijkt meester Rob aan.
‘Hij kan wel tweehonderd, hè meester?’
Meester Rob knikt. ‘Stap maar in. Dan gaan we dat eens proberen.’
Ze rijden weg. Meester Rob stuurt de auto heel langzaam over de vluchtheuvels bij de rotonde. Daarna geeft hij gas. Ze vliegen over de weg en halen alle andere auto's in. Een Volvo, een Chevrolet, zelfs een Ferrari.
‘Hoe hard gaan we nu meester?’ vraagt Chester telkens.
‘Honderdachtennegentig,’ zegt meester Rob op een gegeven moment. Hij houdt het stuur stevig vast en kijkt strak op de weg voor hem waar hij de andere auto’s met een grote bocht inhaalt.
‘Wauw! Dat is vet hard. Dat is meer dan tweehonderd hè meester?’ roept Chester.
‘Nee. Tweehonderd is meer. Een klein beetje meer.’
‘Kunnen we dan nog harder?’
‘Ja, maar nu even niet. We komen zo bij de tunnel. Dan moeten we langzaam aan doen.’
Aan het eind van de weg stuurt meester Rob een zandweg op. Ze rijden nu heel langzaam. De weg wordt smaller en smaller en gaat naar beneden. Hij loopt door een tunneltje onder de weg door en gaat aan de andere kant omhoog het bos in.
Heel langzaam rijdt meester Rob door het tunneltje.
‘Joe-hoe,’ roept Olly door het open raam. Ze hoort haar echo terugkomen: ‘Oe-oe.’
De weg gaat weer omhoog en meester Rob geeft gas.
‘Kr-Kr-krrr,’ horen ze opeens. Het kraakt aan de onderkant van de auto.
‘Meester, wat gebeurt er?’ Olly kijkt om zich heen. De auto beweegt niet meer. Ze staan stil.
Meester Rob stapt uit en loopt om de auto heen. Ze zitten vast. De lage onderkant van de auto ligt plat op de zandweg.
‘We kunnen niet verder,’ zegt hij tegen de kinderen. Die stappen ook uit.
‘En nu? Kunnen we hem optillen. Ben jij zo sterk, meester Rob?’
Meester Rob zucht en zet zijn bril goed.
‘Zo’n auto is veel te zwaar jongens. Die weegt meer dan duizend kilo. Daar hebben we hulp bij nodig.’
‘Hulp zei u,’ klinkt een zware stem. ‘Dan zijn we precies op tijd.’
De stem klinkt boven hun hoofden en maakt een beetje het geluid van een trompet.
Ze kijken omhoog.
‘Olifanten!’ roept Olly.
‘Ik ben Lars,’ zegt de grootste olifant. ‘En dat is Kas.’ Achter hem staat een kleinere olifant dat met zijn slurf de staart van de grote olifant vasthoudt. Allebei de olifanten wapperen met hun oren. Hun poten zijn dikker dan boomstammen in het bos.
‘Kunnen jullie de auto optillen?’ vraagt Chester.
‘Natuurlijk. Daar zijn wij heel goed in. Let maar op.’
Lars en Kas schuiven hun slurven onder de auto en tillen hem langzaam op. Even later hangt de auto met zijn wielen in de lucht.
‘Voorzichtig!’ roept meester Rob naar de olifanten. ‘De auto is niet van mij. Ik heb hem van mijn vriend Marcel geleend.’ Hij slaat zijn handen voor zijn ogen.
De olifanten lopen met kleine stapjes de helling van het tunneltje op. Olly en Chester lopen achter hen aan. De olifanten gaan terug, over de zandweg, en zetten de auto zachtjes neer. Die kreunt en kraakt even als hij de grond raakt. Als hij staat is het weer stil. Chester gaat er meteen naast liggen en steekt zijn vuist onder de auto.
‘Niks aan de hand, meester,’ roept hij. ‘Mijn vuist past er nog steeds precies onder.’
Ze bedanken de olifanten en de kinderen strelen de sterke slurven. Meester Rob probeert het ook maar zodra hij ze heeft aanraakt trekt hij zijn hand terug. De olifanten steken hun slurven in de lucht en lopen weg. ‘Toet-toet!’ trompetten ze. ‘Tot de volgende keer. En veel plezier op school.’
‘O ja, school,’ mompelt meester Rob. ‘Nou moeten we opschieten.’
Even later vliegen ze over de snelweg.
’Hoe hard gaan we nu, meester?’ vraagt Chester.
‘Tweehonderd. Tweehonderdtwintig. Tweehonderdveertig. Tweehonderdzestig. Tweehonderdtachtig.’ Meester Rob blijft getallen opnoemen totdat ze bij school zijn. Dat is al heel snel.
12 mei 2020
‘Meester, waar is de auto?’ Olly kijkt meester Rob vragend aan als hij de heuvel komt opsjouwen.
‘Kom mee naar beneden,’ zegt meester Rob. ‘De auto wil niet tegen de heuvel op. Hij staat beneden. Is Chester ook klaar?’
Allebei kijken ze tegelijk naar het blauwe huis waar Chester net de deur opendoet. Sloffend sleept hij zijn rugzak achter zich aan.
‘Kom jongen,’ roept meester Rob. ‘Ik ben met een bijzondere auto.’
‘Kan die hard?’ vraagt Chester als hij bij hen is.
‘Heel hard. Kom maar eens kijken.’
Onder aan de heuvel staat een blauwe auto waarvan de onderkant bijna de grond raakt.
‘Een verlaagde Passat!’ roept Chester en hij rent naar de auto. Hij steekt zijn hand tussen de grond en de onderkant van de auto.
‘Mijn vuist past er precies tussen,’ roept hij. ‘Zo laag is ie. Dat is vet cool!’
‘Waarom is die dan verlaagd?’ vraagt Olly.
‘Dan kan je harder,’ zegt Chester.
‘O,’ zegt Olly. ‘Hoe hard kan die dan?’
Chester kijkt meester Rob aan.
‘Hij kan wel tweehonderd, hè meester?’
Meester Rob knikt. ‘Stap maar in. Dan gaan we dat eens proberen.’
Ze rijden weg. Meester Rob stuurt de auto heel langzaam over de vluchtheuvels bij de rotonde. Daarna geeft hij gas. Ze vliegen over de weg en halen alle andere auto's in. Een Volvo, een Chevrolet, zelfs een Ferrari.
‘Hoe hard gaan we nu meester?’ vraagt Chester telkens.
‘Honderdachtennegentig,’ zegt meester Rob op een gegeven moment. Hij houdt het stuur stevig vast en kijkt strak op de weg voor hem waar hij de andere auto’s met een grote bocht inhaalt.
‘Wauw! Dat is vet hard. Dat is meer dan tweehonderd hè meester?’ roept Chester.
‘Nee. Tweehonderd is meer. Een klein beetje meer.’
‘Kunnen we dan nog harder?’
‘Ja, maar nu even niet. We komen zo bij de tunnel. Dan moeten we langzaam aan doen.’
Aan het eind van de weg stuurt meester Rob een zandweg op. Ze rijden nu heel langzaam. De weg wordt smaller en smaller en gaat naar beneden. Hij loopt door een tunneltje onder de weg door en gaat aan de andere kant omhoog het bos in.
Heel langzaam rijdt meester Rob door het tunneltje.
‘Joe-hoe,’ roept Olly door het open raam. Ze hoort haar echo terugkomen: ‘Oe-oe.’
De weg gaat weer omhoog en meester Rob geeft gas.
‘Kr-Kr-krrr,’ horen ze opeens. Het kraakt aan de onderkant van de auto.
‘Meester, wat gebeurt er?’ Olly kijkt om zich heen. De auto beweegt niet meer. Ze staan stil.
Meester Rob stapt uit en loopt om de auto heen. Ze zitten vast. De lage onderkant van de auto ligt plat op de zandweg.
‘We kunnen niet verder,’ zegt hij tegen de kinderen. Die stappen ook uit.
‘En nu? Kunnen we hem optillen. Ben jij zo sterk, meester Rob?’
Meester Rob zucht en zet zijn bril goed.
‘Zo’n auto is veel te zwaar jongens. Die weegt meer dan duizend kilo. Daar hebben we hulp bij nodig.’
‘Hulp zei u,’ klinkt een zware stem. ‘Dan zijn we precies op tijd.’
De stem klinkt boven hun hoofden en maakt een beetje het geluid van een trompet.
Ze kijken omhoog.
‘Olifanten!’ roept Olly.
‘Ik ben Lars,’ zegt de grootste olifant. ‘En dat is Kas.’ Achter hem staat een kleinere olifant dat met zijn slurf de staart van de grote olifant vasthoudt. Allebei de olifanten wapperen met hun oren. Hun poten zijn dikker dan boomstammen in het bos.
‘Kunnen jullie de auto optillen?’ vraagt Chester.
‘Natuurlijk. Daar zijn wij heel goed in. Let maar op.’
Lars en Kas schuiven hun slurven onder de auto en tillen hem langzaam op. Even later hangt de auto met zijn wielen in de lucht.
‘Voorzichtig!’ roept meester Rob naar de olifanten. ‘De auto is niet van mij. Ik heb hem van mijn vriend Marcel geleend.’ Hij slaat zijn handen voor zijn ogen.
De olifanten lopen met kleine stapjes de helling van het tunneltje op. Olly en Chester lopen achter hen aan. De olifanten gaan terug, over de zandweg, en zetten de auto zachtjes neer. Die kreunt en kraakt even als hij de grond raakt. Als hij staat is het weer stil. Chester gaat er meteen naast liggen en steekt zijn vuist onder de auto.
‘Niks aan de hand, meester,’ roept hij. ‘Mijn vuist past er nog steeds precies onder.’
Ze bedanken de olifanten en de kinderen strelen de sterke slurven. Meester Rob probeert het ook maar zodra hij ze heeft aanraakt trekt hij zijn hand terug. De olifanten steken hun slurven in de lucht en lopen weg. ‘Toet-toet!’ trompetten ze. ‘Tot de volgende keer. En veel plezier op school.’
‘O ja, school,’ mompelt meester Rob. ‘Nou moeten we opschieten.’
Even later vliegen ze over de snelweg.
’Hoe hard gaan we nu, meester?’ vraagt Chester.
‘Tweehonderd. Tweehonderdtwintig. Tweehonderdveertig. Tweehonderdzestig. Tweehonderdtachtig.’ Meester Rob blijft getallen opnoemen totdat ze bij school zijn. Dat is al heel snel.
12 mei 2020